1900, Java. Otto van Oudijck bestuurt met daadkracht zijn gewest. Hij ziet zichzelf als de vertegenwoordiger van een superieure Europese cultuur. Hij leeft voor zijn werk. Voor de kolonie, die hij op een hoger niveau wil tillen. Dat zijn vrouw er relaties met andere mannen op nahoudt, ontgaat hem. Maar als Van Oudijck een lokale regent ontslaat wegens wangedrag, gebeuren er opeens mysterieuze dingen in zijn huis en om hem heen.
In zijn enscenering van De stille kracht stelt Ivo van Hove de botsing van twee culturen centraal. De ene is schijnbaar open, rationeel en bureaucratisch. De andere is verholen, magisch en mysterieus. De Westerling domineert en controleert, maar hij kan niet op tegen de stille kracht van het Oosten die onmerkbaar alles doordringt en een trage slijtage aanricht.