AMSTERDAM - De stichting en het bestuur van drie islamitische basisscholen in Amsterdam krijgen een laatste kans om het risico op faillissement af te wenden voor 1 juni 2024. Als dat niet lukt, worden de bestuurders per die datum geschorst. Dat oordeelt de rechtbank Amsterdam.


Het Openbaar Ministerie (OM) had de rechtbank verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening de bestuurders te schorsen en nieuwe bestuurders te benoemen. Volgens het OM heeft het bestuur zijn taak verwaarloosd en dreigt de stichting daardoor op korte termijn failliet te gaan. Alleen een schorsing zou dit gevaar kunnen afwenden. Daar gaat de rechtbank voorlopig niet in mee.

Ingrijpen minister

Op 4 november 2022 gaf de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs de stichting een aanwijzing vanwege (financieel) wanbeheer (in de zin van artikel 153 van de Wet op het primair onderwijs). Daarin staan negen voorwaarden waaraan de stichting moet voldoen. Onderdeel ervan was dat uiterlijk op 1 juli 2023 duurzaam invulling wordt gegeven aan het dagelijks bestuur door aanstelling van ten minste één bestuurder in vaste dienst, die de goedkeuring van de minister heeft.


Aangezien de benoemde bestuurder die goedkeuring niet kreeg en de stichting niet aan de aanwijzing heeft voldaan, legde de minister drie bekostigingssancties op. Als gevolg daarvan wordt sinds januari 2024 de bekostiging van de scholen ingehouden: januari en februari 2024 60 procent; maart, april en mei 2024 80 procent; vanaf juni 2024 100 procent. Vanwege de inhouding teert de stichting in op het eigen vermogen en dreigt die failliet te gaan als de bekostiging niet uiterlijk per 1 juni 2024 wordt hervat.


De stichting vocht deze bekostigingsbesluiten aan bij de Raad van State. Die oordeelde op 11 april 2024 dat de aangekondigde inhouding wordt omgezet in een opschorting als de stichting per 1 juni 2024 een nieuwe bestuurder heeft aangesteld die ministeriële goedkeuring heeft.


Schorsing in beginsel gerechtvaardigd

De rechtbank onderkent de ernst van de situatie. Het staat vast staat dat de stichting in een financiële noodsituatie verkeert. Het verzoek van het OM om het bestuur te schorsen is in beginsel dan ook gerechtvaardigd oordeelt de rechtbank. Maar aangezien de Raad van State op 11 april de stichting een laatste kans gaf om zelf ervoor te zorgen dat de bekostiging wordt hervat, vindt de rechtbank het onwenselijk van deze lijn af te wijken. De rechtbank geeft de stichting en de bestuurders een laatste kans om ervoor te zorgen dat voor 1 juni 2024 het risico op faillissement wordt afgewend. Als dat niet lukt worden de bestuurders per die datum geschorst.