In tijden van #MeToo kijken wij terug op de verhalen van werksters en dienstbodes.Dat doen wij op 27 oktober, de dag dat Amsterdam haar 744-ste verjaardag viert.
Dienstbodes en werksters
Eind negentiende eeuw werd de aandacht gevestigd op de kwetsbare positie van werksters en dienstbodes. Lodewijk van Deyssel veroorzaakte een schandaal met zijn roman Een liefde (1887) waarin hij openlijk schreef over het misbruik van een dienstmeisje. In het nawoord noemde Frans Ehrens dit boekwerk 'la symphonie du noir'. Toen George Hendrik Breitner - evenals Van Deyssel en Ehrens behorende tot de beweging der Tachtigers - een schilderij had gemaakt en dat wilde schenken aan de voorloper van het Stedelijk Museum, werd het geweigerd. Met verbazing vroeg Breitner zich af wat er zo aanstootgevend is aan drie volksvrouwen in den regen op een brug.Had Breitner een schilderij gemaakt waarop de drie meisjes de culturele scheidslijn tussen de grachtengordel en de Jordaan overschreden?
Blanke slavinnen
Veel meisjes begonnen op jonge leeftijd, volkomen onvoorbereid en vaak heel naïef aan hun eerste dienstje. Bescheiden en vol verwachting zullen zij het huis van hun werkgeefster zijn binnengegaan. Des te naïever des te weerlozer waren zij, is te horen in het lied dat Eduard Jacobs (1868–1914) schreef en zong: Brief van een dienstmeisje aan haar moeder.
Het karakter, de instelling en vooral het gedrag van de werkgeefster kon doorslaggevend zijn. Sommige meisjes werden zo slecht behandeld dat zij geschonden hun verdere leven moesten aanvaarden. Anderen verweerden zich. Weer anderen konden zelfs tientallen jaren later - wanneer uiterste nood heerste - weer aankloppen bij hun voormalige werkgeefster. Zo verging het ook de grootmoeder van Suzanna Jansen, schrijfster van Het Pauperparadijs.
De tulen mutsjes droegen dienstmeisjes als een kostbaar sieraad. Maar de mutsjes waren ook een wapen van onderdanigheid. Dienstmeisjes en werkster werden 'blanke slavinnen' genoemd. Zij kenden 'de onderkant van kast en ledikant, dichtte Gerrit Achterberg. Variétéartiest Adrienne Solser (1873–1943) trad op met liedjes en karakterschetsen waarin zij de aandacht vestigde op de kwetsbare werkomstandigheden. Solser schreef Dienstmeisjes strijdlied waarvan het eerst couplet luidt: Komt dienstmeisjes werp thans het juk van u af / Laat u toch niet langer verdrukken / Waarom zoo gezwoegd van de wieg tot het graf / Waarom steeds verdragen de nukken
Brieven van dienstbodes
Vrouwen uit de volksklasse hadden weinig keuzemogelijkheden. Dienstbode, werkster of naaister konden zij worden, of werken in de vele bedrijfjes in de stad (garnalenpelster, koffiepikster, aardappelschilster, etc).De meisjes die de brieven schreven zijn opmerkelijk openhartig over hun verlangens en wensen en over de mevrouwen bij wie zij dienden en die over hen klaagden. Hoofdrolspeelster in ons verhaal is Sijggie, zij groeide op aan de Korte Prinsengracht.
Presentatie van Stichting Jordaanmuseum
Vib van Dalen reconstrueerde met gegevens uit de archieven Sijggies levenverhaal.
Mieke Krijger, initiatiefneemster van dit project brengt de verhalen bijeen.
Wij danken
Henny Versteeg-Schorn (1938-2019) voor het vertrouwen dat zij ons gaf met de schenking van de brieven.
Ed Jansen voor de gesprekken en de documenten die hij beschikbaar stelde over meisjes/ vrouwen uit Amsterdam die terechtkwamen in Asyl Steenbeek, een tehuis voor „gevallen vrouwen”.
Wanda Nikkels, zij publiceerde over de Warmoesstraat en omgeving, en hielp ons het leven van Sijggie in die buurt in context te plaatsen.
Illustraties
Absinthe Drinkers, 1908 - Jean Beraud
Foto George Hendrik Breitner. Bijzondere Collecties, Universiteitsbibliotheek Leiden
Praktische info
Datum: 27 oktober, 15.00-17.00 uur
Locatie: Willemsstraat 33, Amsterdam
Meer info: www.jordaanmuseum.nl
020 - 6244 695