AMSTERDAM - Onlangs voltooiden onderzoekers Arie Koster en Anneke Teepe een inventarisatie van de stand van de wilde bijen in het Amsterdamse Bos. Het Amsterdamse Bos wilde namelijk weten hoeveel verschillende soorten wilde bijen er in het bos voorkomen en of de wilde bijen en de honingbijen elkaar niet het bos uit concurreren. Hun conclusie? ‘Het gaat eigenlijk best goed met de wilde bijen.’ Anneke en Arie vertellen hoe het zit.
Het Amsterdamse Bos is het grootste stadsbos van Nederland. Per jaar bezoeken 6 miljoen mensen het bos. Naast een fijne plek voor zijn bezoekers, wil het Amsterdamse Bos ook een bos zijn waar veel verschillende bomen, struiken, planten en bloemen voorkomen. Waardoor veel verschillende dieren en insecten, zoals bijen, zich er thuis voelen. Voor ons misschien vervelende steekbeestjes, maar superbelangrijk voor het bos. Want bijen zorgen voor de bestuiving van de bloemen.
Fijn bos voor bijen
Arie is al tientallen jaren betrokken bij het Amsterdamse Bos. Hij vertelt dat er de afgelopen 25 jaar veel wilde bijen bij gekomen zijn. “De omstandigheden voor bijen zijn enorm verbeterd. De gemeente probeert al jaren zoveel mogelijk rekening met de wilde bijen te houden. Bijvoorbeeld door variatie te brengen in de beplanting en langs de grasvelden en boompartijen ook bloemen te planten. Maar ook door de natuur op allerlei plekken juist meer z’n eigen gang te laten gaan.” Arie voegt toe: “In de hele stad gaat het trouwens goed met de bijen.”
Bijenkasten
Maar naast de wilde bijen, die het Amsterdamse Bos zelf kiezen als woonplaats, zijn er ook bijenkasten met honingbijen. Amsterdammers mogen daar op aanvraag hun eigen bijenkast neerzetten. Arie: “We hebben drie stroken met 10 plekken voor bijenkasten. In totaal dus 30 bijenkasten, mooi verspreid over de ruimte.” Maar daarnaast staan er ook nog bijenkasten langs de rand en in tuinen vlakbij het Bos. En worden er illegaal bijenkasten in het Bos geplaatst. Die bijen komen hier ook voedsel verzamelen. In totaal zijn er zo’n 100 bijenvolken die hun voedsel uit het Amsterdamse Bos halen. “Dat gaf bij de gemeente aanleiding tot zorg. Die wilde daarom weten of er niet te veel concurrentie is tussen de wilde bijen en de honingbijen.”
Te veel honingbijen?
Anneke legt uit: “Als er te veel honingbijen zijn, blijft er te weinig voedsel over voor de wilde bijen. Om te overleven schakelt de wilde bij dan over op stuifmeel of nectar van bloemen die niet hun natuurlijke voorkeur hebben. Maar dit gaat wel ten koste van de grootte en het aantal nakomelingen. Daarnaast kunnen honingbijen ziektes overbrengen. Je ziet dan ook dat er rondom de bijenkasten minder wilde bijen voorkomen. Het is dus een hele kunst om honingbijen en wilde bijenvolken in balans te houden met elkaar en met het bloemenaanbod.”
Mooie getallen
Natuurlijk zijn we razend benieuwd naar de resultaten. Gelukkig heeft Arie goed nieuws: “In vergelijking met de vorige grote telling in 1995 is het aantal wilde bijen in het Amsterdamse Bos enorm verbeterd. Er zijn zelfs 4 bijensoorten ontdekt die nieuw zijn voor Amsterdam. In totaal zijn er maar liefst 40 à 50 verschillende soorten bijen te vinden. Dat zijn mooie getallen. Daaruit blijkt dat de honingbijen en wilde bijen aardig in balans zijn met elkaar en het bloemenaanbod. We hebben de gemeente dan ook geadviseerd om niet meer bijenkasten toe te staan in het Amsterdamse Bos dan het huidige officiële maximum. En om een plaatsingsbeleid voor particuliere honingbijkasten te ontwikkelen. Het gaat goed met het huidige bosbeheer, maar het evenwicht is heel kwetsbaar. Wij zeggen dan ook: ‘Ga zo door, en verander niets.’”
Tips
Tot slot vraag ik Arie en Anneke of ze nog tips hebben om de bijenvolken te ondersteunen. Anneke: “Iedere Amsterdammer met een (gevel)tuin of een balkon kan bijdragen aan een mooie en gevarieerde stad waarin bijen zich thuis voelen. Plant veel verschillende planten en bloemen, gebruik geen gif, leg niet al te veel tegels in je tuin en als je ze legt, leg deze dan op een dikke zandlaag en wees blij wanneer zich in de naden ongevaarlijke maar oh-zo-nuttige wilde bijen nestelen. Zo geef je bijen en andere insecten meer kans om nectar en stuifmeel op te halen en te verspreiden.”