AMSTERDAM -Een bijverdienpremie in de bijstand heeft een positief effect op de uitstroom naar werk. Dat is een van de belangrijkste resultaten uit de tussentijdse evaluatie van het Amsterdamse bijstandsexperiment, die vandaag bekend worden gemaakt. In Amsterdam wordt sinds 2018 geëxperimenteerd met de mogelijkheid bij te verdienen in de bijstand. Ruim 5.000 deelnemers doen eraan mee. Zij blijken nu ruim twee keer vaker dan de controlegroep werk te vinden, waardoor ze niet langer een beroep op de bijstand hoeven te doen. Daarnaast starten deelnemers aan het experiment vaker met parttime werk naast de uitkering. De lagere bijstandslasten blijken de kosten van de premie ruimschoots te compenseren.


Rutger Groot Wassink, wethouder Sociale Zaken: “Dit is echt een mooi resultaat. We zien nu al dat mensen als ze mogen bijverdienen, vaker aan het werk gaan. Vooral de groep deelnemers boven de 50 jaar die al langer dan 2 jaar een uitkering heeft: een groep die vaak meer moeite heeft om weer aan het werk te komen. Het experiment loopt nog een jaar, maar we kunnen gerust concluderen dat dit pleit voor een aanpassing van de Participatiewet.”

Het Amsterdamse experiment
Het Amsterdamse experiment loopt van 1 februari 2018 tot 1 maart 2021. Deelnemers ontvangen een premie als zij naast de bijstand aan het werk gaan. De premie bedraagt 50 procent van het inkomen dat zij bijverdienen, tot maximaal 200 euro per maand. Ruim 5.000 mensen hebben zich aangemeld voor de bijverdienpremie. Circa 750 mensen daarvan doen mee met een wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van begeleiding. Het kwantitatief onderzoek naar de bijverdienpremie wordt uitgevoerd door OIS, het onafhankelijk onderzoeksbureau van de gemeente Amsterdam. Het wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van de begeleiding wordt uitgevoerd door de Hogeschool van Amsterdam in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam.

De belangrijkste uitkomsten uit de tussentijdse evaluatie zijn:
 De uitstroom naar werk onder de groep met deelnemers ligt met 18%, ruim twee keer hoger dan de uitstroom bij een vergelijkbare groep met niet-deelnemers (8%);
 De uitstroomgroep met deelnemers laat in vergelijking met de reguliere uitstroom een oververtegenwoordiging zien van mensen ouder dan 50 jaar die langer dan 2 jaar een uitkering ontvangen;
 Ruim een kwart (27%) van de interventiegroep is gestart met parttime werk;
 De lagere bijstandslasten maken in ieder geval de premiebetaling goed.

De landelijke experimenten Naast het experiment in Amsterdam vinden er in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zes experimenten plaats in Utrecht, Groningen, Wageningen, Nijmegen, Deventer en Tilburg. Deze zes landelijke experimenten zijn anders van opzet dan het Amsterdamse experiment. Zo loopt het Amsterdamse experiment onder andere langer (3 in plaats van 2 jaar, plus een extra jaar effectmeting na afloop) en heeft het meer deelnemers. Hierdoor geeft het naar verwachting meer inzicht in de duurzaamheid van de uitstroom. Eerder vandaag kwam het Centraal Planbureau (CPB) met de evaluatie van de zes landelijke experimenten. In tegenstelling tot de andere experimenten laten de Amsterdamse resultaten met de bijverdienpremie wel een sterk positief effect op de uitstroom zien.