AMSTERDAM - De Noorderspeeltuin in de Jordaan wordt heringericht. Op de oudste kaarten van Amsterdam is op deze plek een mysterieus landgoed te zien, omgeven door water. Het is het Kartuizer klooster. Van 1392 tot 1577 leefden hier de Kartuizer monniken. Zij hielden er een nogal ongebruikelijke levenswijze op na. Maar ze waren niet de enigen: middeleeuws Amsterdam wemelde van de extreme gelovigen.
Zwijgende kluizenaars
De monniken van de Kartuizer orde menen door stilte en eenzaamheid nader tot god te komen. Oprichter van de orde is de heilige Bruno van Keulen. Hij bouwt in 1084 de eerste kluizenaarsgemeenschap in het Franse Chartreuse, waar uiteindelijk de Nederlands verbasterde naam Kartuizer of Karthuizer vandaan komt. De Kartuizer monniken zijn kluizenaar, wonend in een zogenaamde kluis of cel binnen een monnikengemeenschap. Ze leven uiterst sober, eten vegetarisch en houden zich aan een strenge zwijgplicht. In 1392 strijken de Kartuizers neer in Noord-Holland. Midden in de Amsterdamse weilanden, in de huidige Jordaan, stichten zij het Kartuizer klooster 'Sint Andries ter Zaliger Haven'.
Zielenheil
Het complex ligt een paar honderd meter ten westen van de Amsterdamse stadsmuren en wordt omringd door een brede gracht. De steenrijke priester Dirk Sloyer is de eerste baas -de zogenaamde prior- van het klooster en schenkt er meteen ook al zijn bezittingen aan. Ook andere welgestelden schenken geld en kostbaarheden aan de monniken, op zoek als de middeleeuwse Amsterdammer is naar afkoopbaar zielenheil. Hierdoor doet zich het merkwaardige feit voor dat deze allersoberste kloosterorde van Amsterdam tegelijkertijd ook de rijkste is.
Zwijgplicht
Van echt kluizenaarschap is bij de Kartuizers geen sprake: drie keer per dag komen ze hun cel uit om gezamenlijk te zingen en te bidden, waarvan één keer midden in de nacht. De dagen brengen de monniken in eenzaamheid door met bijbelstudie, kopiëren van manuscripten en werken in het tuintje dat elke monnik voor zichzelf tot zijn beschikking heeft. De maaltijd wordt rondgebracht en door een luik in de celdeur naar binnen geschoven. Alleen op zondag wordt er gezamenlijk gegeten en de zwijgplicht voor even opgeheven.
Geselbroedersgilde
Lijken zwijgende monniken wellicht een beetje vreemd, in het lichtelijk godsdienstwaanzinnige middeleeuwse Amsterdam zijn zij eigenlijk nog best normaal. Je hebt namelijk ook de wederdopers, die poedelnaakt gillend door de straten rennen, en de zogenaamde flagellanten, verenigd in het 'Geselbroedersgilde'. Flagellanten doen fysiek boete voor de zonde van de mens. Als in de 14e eeuw de pest uitbreekt -een straf van god- trekken zij door het land om in het openbaar in steden neer te knielen en zichzelf met een zweep af te ranselen. Uiteindelijk wordt duidelijk dat de flagellanten de pest juist verder verspreiden als in elke stad waar ze zijn verschenen alsnog de pest uitbreekt. De flagellanten wordt daarom steeds vaker de toegang tot steden ontzegd, wat hen weer een straf van god lijkt en ze een reden geeft zichzelf er nóg wat harder van langs te geven.
De laatste monnik
Gedurende 170 jaar leven zo'n 150 Kartuizer monniken biddend en zwijgend ver buiten de stadsmuur van het drukke, stinkende Amsterdam. Totdat in 1566 de stilte ruw wordt verstoord. Het is de tijd van de reformatie en de beeldenstorm. Woedende menigten trekken door Amsterdam en omstreken op zoek naar katholieke symbolen om te vernielen, want de mensen hebben genoeg van een corrupte kerk. Ze bestormen het Kartuizer klooster maar worden door diplomatieke monniken omgekocht met 'vijf tonnen biers ende daertoe elck noch een stuck gelts’. Dit is echter slechts een tijdelijke redding. De baas van de opstandige antikatholieke watergeuzen, Admiraal Lumey, is niet door een paar vaten bier te weerhouden en brandt even later het klooster vrijwel tot de grond af. Het is niet duidelijk hoeveel monniken hierbij om het leven komen. Wat we wel weten is dat zes monniken in de ruïnes van het klooster blijven wonen. De laatste overlijdt in 1614.
Jeugdtrauma
Volledig in tegenstelling tot de sobere Kartuizers wordt van de kloosterresten een herberg gemaakt. En niet één van de minste: uit onderzoek van oude beerputresten blijkt het etablissement niet onder te hebben gedaan voor een hedendaags sterrenrestaurant. Er is ook nog een flinke biertuin waar tot diep in de nacht feest wordt gevierd. Het zal de arme zes Kartuizer monniken die er nog verbleven allemaal niet echt nader tot god hebben gebracht. De kloostertuin wordt een begraafplaats -in die tijd kennelijk geen enkel probleem bij een restaurant- die dienst doet tot 1860. Vanaf 1908 bevindt zich hier de Noorderspeeltuin. Jarenlang komt hier nog regelmatig een botje bovendrijven. In de jaren '50 zakt er zelfs een kind door de grond dat in een ongeruimde grafkelder vol doodskisten terechtkomt. Het kind heeft er naar eigen zeggen geen jeugdtrauma aan overgehouden en is later zelfs jarenlang penningmeester van de Noorderspeeltuin.
Opgravingen
In 2001 worden bij opgravingen resten van het oude Kartuizer klooster gevonden. Het is het eerste tastbare bewijs dat het mysterieuze landgoed op de oude stadskaarten echt bestaan heeft.