AMSTERDAM - Van 1275 tot 1578 was Amsterdam een katholieke stad. Daarna werd het een protestantse 'stadstaat', succesvol geregeerd door stedelijke regenten. Rond 1800 kwam het democratische idee op, maar pas in 1918 kwam er algemeen kiesrecht. Daarom kunnen wij op 21 maart stemmen.
Dr. Philip van Praag (1949) is een groot kenner van de Amsterdamse politiek. Tot zijn pensioen werkte de politicoloog voor de Universiteit van Amsterdam. Nog steeds geeft hij geregeld college.
Van Praag vertelt hoe de democratie in Amsterdam vanaf 1848 stap voor stap groeide. Eerst waren de liberalen groot. Daarna de sociaaldemocraten, communisten en christenen. In de jaren zestig werd Amsterdam opstandig en vernieuwend; het idee van de 'burgerlijke stad' verdween. Nu ziet hij in de stad een links blok en een sociaal liberaal blok. Opvallend vindt hij dat tot de jaren '70 de christelijke partijen groot waren.
Wanneer kwam er democratie in Amsterdam?
"Dat gebeurde niet van de ene op de andere dag, dat is geleidelijk gegroeid. Democratie was er pas met het algemeen kiesrecht. Eerst kwam er algemeen kiesrecht voor alle mannen in 1917 en voor alle vrouwen volgde in 1918. Vanaf de jaren tachtig kwam het kiezen van de stadsdelen erbij. Maar is de democratie nu voltooid? Die is nooit voltooid. Die is ook in Amsterdam in ontwikkeling, zie de discussie over de gekozen burgemeester."
Wat was er daarvoor?
"In 1848 werd de Grondwet van Thorbecke (1798-1872) geïntroduceerd met de drie bestuurslagen: Rijk, provincie, gemeente. Toen waren er in Nederland de eerste gemeenteraadsverkiezingen, nu 170 jaar geleden. Maar toen mocht nog niet iedereen stemmen."
Je had toen 'censuskiesrecht'. Wat was dat?
"Maar een beperkt aantal mensen mocht toen kiezen. Dat waren vooral de adel en de regenten; de gegoede burgerij. Het was een heel klein deel van de bevolking en dat is sindsdien langzaam gaan groeien. Om te stemmen moest je geld, een huis of grond hebben. De grote angst bij de bezitters was dat bij algemeen kiesrecht de burgers zich hun bezit zouden toe-eigenen."
Was Amsterdam een liberale stad?
"Amsterdam werd vaak een 'rode' stad genoemd. Maar de liberaal Willem Treub was hier erg belangrijk. Hij werd in 1893 wethouder in Amsterdam. Treub (1858-1931) was een 'radicale liberaal' of een 'sociaal liberaal'. Hij voerde het erfpachtstelsel in en maakte een aantal privé bedrijven tot gemeentebedrijf, zoals het waterbedrijf, het energiebedrijf en het gemeentelijk vervoer.
Treub was een zeer belangrijke wethouder. Hij had weinig op met de opkomende arbeidersbeweging, maar was wel voor sociale wetgeving. Deze liberalen kwamen uit de gegoede burgerij, maar hadden een groot sociaal gevoel. Zij zagen de gevolgen van de industrialisering en beseften dat het beleid aangepast moest worden."
Daarna kwamen de sociaaldemocraten op.
"Dat ging geleidelijk. In 1913 hadden zij 15 van de 45 zetels in de raad. Amsterdam was voor Nederlandse begrippen een industriestad. Vanaf 1870 groeide de stad explosief; de haven groeide, er kwamen grote industriële bedrijven, de diamantindustrie werd groot. Er ontstond hier een invloedrijke arbeidersbeweging, met vakbonden van typografen en diamantbewerkers. Die arbeidersbeweging maakte de sociaaldemocratie groter. De industrialisering was de oorzaak."
Na WO II werden de communisten even de grootste partij in de stad
"Ja, in 1946 was de CPN de grootste partij. Mede door het verzet had de partij een goede naam. Samen met de PvdA hadden ze een linkse meerderheid, 30 van de 45 zetels.
Er is in de eerste twintig jaar na de oorlog erg veel gebouwd. Eerst de Westelijke Tuinsteden en Buitenveldert, daarna de Bijlmer. De prioriteit lag bij woningbouw en voorzieningen voor de bevolking. Het idee was dat grootschaligheid een zegen was. De Wibautstraat werd bedacht. Het bestuur wilde een groot deel van de Jordaan slopen, dat vonden ze maar bouwvallige huizen. Tegen dat idee van grootschaligheid kwam verzet. De plannen voor afbraak van de Jordaan gingen niet door.
Toen kreeg je in 1975 de 'slag om de Nieuwmarkt'. Er was groot verzet tegen de afbraak van die buurt voor de bouw van de metro naar de Bijlmer. Na 1975 verdween het grootschaligheids denken. Met de komst van Jan Schaefer in 1978 werd het motto 'bouwen voor de buurt'. De metro was de laatste uiting van de 'grootschaligheid'.
Wat veel mensen vergeten zijn is dat in Amsterdam de christelijke partijen veel groter waren dan de liberalen. De KVP en de ARP hadden samen vaak13 zetels en leverden altijd wethouders. Het idee dat Amsterdam niet kerkelijk was klopte niet tot begin jaren '70. Nu heb je in Amsterdam een links blok en een sociaal liberaal blok."
In de jaren zestig werd Amsterdam opstandig.
"De verandering kwam hier in 1966, met de rellen bij het huwelijk van Beatrix, het bouwvakkersoproer en Provo. Dat kreeg wereldwijd aandacht. Met Robert Jasper Grootveld werd Amsterdam het 'Magies Sentrum'. Amsterdam vestigde zijn naam als avant garde stad; baanbrekend, vernieuwend. Het idee van de burgerlijke stad werd geschiedenis. Internationaal kreeg het de naam dat 'het' hier gebeurde.
Maar het anarchisme was hier al eerder. In 1921 had je 'Had-je-me-maar' (Cornelis de Gelder 1856-1931) van de Rapaillepartij. Dat was een alcoholistische zwerver. De partij werd met twee zetels in de raad gekozen. Dwarse types kregen hier altijd wel enige steun."
Vindt u het belangrijk te gaan stemmen op 21 maart?
"Ja, dat vind ik wel. Je moet je stemrecht niet laten liggen, zo kun je invloed uitoefenen. De uitslag heeft natuurlijk gevolgen voor het beleid."