AMSTERDAM - De twee mannen die werden verdacht van de moord op Patrick van Dillenburg in 2002, zijn door de rechtbank vrijgesproken. De bekentenis die een van hen aflegde tegen twee undercoveragenten, mag niet worden gebruikt als bewijs. De rechtbank kan de rechtmatigheid van zijn verklaringen onvoldoende beoordelen. Er is ook daarnaast onvoldoende wettig bewijs dat de twee mannen Van Dillenburg om het leven hebben gebracht.
Spoorloos
Van Dillenburg verdween op 3 januari 2002 spoorloos. Er waren aanwijzingen dat hij het slachtoffer was geworden van een ripdeal, maar meerdere politieonderzoeken leverden in de jaren daarna niets op. In 2017 kwamen de twee verdachten in beeld. In een zogenoemd Werken Onder Dekmantel-traject (WOD-traject) werden meerdere undercoveragenten ingezet om duidelijkheid te krijgen over de rol van de twee mannen bij de verdwijning van het slachtoffer.
Mr. Big-methode
In anderhalf jaar slaagden met name twee agenten erin een zakelijke en vriendschappelijke relatie op te bouwen met een van de twee verdachten en zijn vriendin. Zij gebruikten daarbij in essentie de Mr. Big-methode: de agenten hielden de verdachte voor dat hij voor hen zou kunnen komen werken en dat daarbij veel geld te verdienen viel. De verdachte moest dan wel open kaart spelen over zijn verleden. Uiteindelijk vertelde de verdachte tijdens meerdere gesprekken hoe hij en zijn medeverdachte Van Dillenburg om het leven hadden gebracht. De verdachte verklaarde naderhand dat het stoerdoenerij was geweest en dat hij een broodje-aapverhaal had verteld, omdat hij dacht dat een van de undercoveragenten een grote crimineel was.
Hoge eisen aan WOD-traject
Het WOD-traject is een opsporingsmethode die een grote inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachten en waarbij vaak gebruik wordt gemaakt van misleiding. Om die reden moet een WOD-traject grondig en zorgvuldig worden getoetst. De rechtbank oordeelt dat er op zich voldoende grond was om de methode in te zetten en ook in te blijven zetten tijdens de gehele looptijd van het onderzoek.
Ongeoorloofde druk
Op twee cruciale onderdelen komt de rechtbank echter tot de conclusie dat de undercoveroperatie niet voldoet aan de eisen die in de wet en in uitspraken van de Hoge Raad worden gesteld. Ten eerste is er tijdens een van de drie gesprekken waarin over de dood van Van Dillenburg wordt gesproken, op ongeoorloofde wijze druk op de verdachte uitgeoefend. Hierdoor kwam hij feitelijk in een verhoorsituatie terecht, zonder dit zelf te weten en zonder de waarborgen die de wet bij dit soort verhoren voorschrijft.
Tijdens het gesprek hield de undercoveragent de verdachte op indringende en sturende wijze voor dat zijn naam voorkwam in een proces-verbaal van de Criminele Inlichtingeneenheid over de dood van Van Dillenburg, waar hij zogenaamd zijn hand op had weten te leggen. Ook liet de agent, om de druk verder op te voeren, weten dat de verdachte hierdoor, en vooral ook omdat er hiaten zaten tussen die informatie en verdachtes verklaring, een mogelijk risico voor de organisatie vormde. Ook zei hij dat een beloofde zakenreis naar Portugal hierdoor niet door kon gaan. De rechtbank is van oordeel dat hiermee de grens van het toelaatbare werd overschreden en dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte vervolgens in vrijheid heeft verklaard.
Verslaglegging op cruciale onderdelen onvoldoende nauwkeurig
De beloofde zakenreis speelt ook een rol in de andere reden dat de rechtbank het WOD-bewijs afwijst. De undercoveragent had de verdachte de reis in het vooruitzicht gesteld en gezegd dat daarbij goed geld te verdienen zou zijn. Bovendien was er gesproken over het financieren van een lang gekoesterde wens van de verdachte om in Cambodja een restaurant te openen. Met name dit laatste vooruitzicht speelde vanaf het begin een cruciale rol in de ontwikkeling van de vriendschap: de verdachte kampte met schulden en verslavingsproblemen en zag emigreren naar Cambodja als een manier om aan deze problemen te ontsnappen. De undercoveragenten boden hem deze uitweg.
Ondanks dat deze beloftes dus van groot belang waren voor het verloop van de operatie, stelt de rechtbank vast dat de gesprekken hierover slechts in summiere en algemene bewoordingen zijn opgenomen in het dossier. Dit terwijl er van de gesprekken waarin de verdachte zijn belastende verklaringen aflegde, audio-opnames en woordelijke verslagen bestaan.
Het ontbreken van deze informatie leidt de rechtbank uiteindelijk tot de conclusie dat zij niet volledig kan beoordelen of uitsluiten dat de verdachte door misleiding en/of beloftes van de undercoveragenten, dan wel als gevolg van zijn afhankelijkheidsrelatie tot de undercoveragenten, is beperkt in zijn verklaringsvrijheid. Om deze reden moeten alle bezwarende elementen uit het gehele WOD-traject van het bewijs worden uitgesloten.
Ook overig bewijs is onvoldoende
De rechtbank is van oordeel dat er, ook na bewijsuitsluiting van het WOD-traject, op basis van onder meer getuigenverklaringen, sterke aanwijzingen zijn dat de verdachten op de een of andere manier betrokken zijn geweest bij de dood van Van Dillenburg. Deze aanwijzingen vormen echter onvoldoende bewijs om wettig en overtuigend vast te kunnen stellen dat de twee mannen Van Dillenburg daadwerkelijk om het leven hebben gebracht.