Op een feest in een pand aan de Stekkenbergweg in Amsterdam ontstonden opstootjes. De verdachte, die onvast en slecht ter been was en met een kruk liep, bemoeide zich met een opstootje. Op dat moment droeg hij een vuurwapen in zijn broeksband. Het vuurwapen is op enig moment afgegaan, terwijl verdachte dat wapen in zijn hand had. Er zijn twee schoten gelost, waarbij het slachtoffer in zijn hoofd is geraakt door een kogel. Het slachtoffer is 2 dagen later aan de schotverwonding overleden.
Dood door schuld
De rechtbank spreekt de schutter vrij van doodslag. Wel is er volgens de rechtbank sprake van de zwaarste vorm van dood door schuld, namelijk roekeloosheid. De man bevond zich in een opstootje met een vuurwapen, dat hij niet gecontroleerd had, terwijl hij slecht ter been was. Het dragen van een vuurwapen vraagt, nog afgezien van dat het verboden is, om verantwoordelijk en voorzichtig gedrag. Verdachte heeft twee schoten met het wapen gelost, waarbij hij mogelijk werd vastgepakt en naar achteren werd getrokken.
De rechtbank vindt dat de man zich buitengewoon onvoorzichtig heeft gedragen en dat hij met dit gedrag een zeer ernstig gevaar in het leven heeft geroepen, namelijk dat iemand in de zaal dodelijk zou worden getroffen.