Het Openbaar Ministerie (OM) had een gevangenisstraf van 14 jaar geëist. De rechtbank Amsterdam veroordeelde de verdachte op 29 juli 2021 tot 12 jaar gevangenisstraf.
De rechtbank oordeelde dat sprake was van onherstelbare vormverzuimen en legde daarom een lagere gevangenisstraf op dan het OM eiste. De verdachte ging in hoger beroep, omdat hij stelt onschuldig te zijn. Het Openbaar Ministerie stelde ook hoger beroep in, omdat zij vond dat geen sprake was van onherstelbare vormverzuimen en een gevangenisstraf van 14 jaar had moeten worden opgelegd.
Ernst feit
Volgens het hof is bewezen dat de verdachte op een afgelegen parkeerplaats het slachtoffer, met wie hij was bevriend, doodde door hem in zijn auto met een pistool in het hoofd te schieten. Het 14 maanden oude dochtertje van het slachtoffer zat in een kinderzitje achter haar vader op de achterbank. Het slachtoffer overleed ter plaatse. Het kind bleef ongedeerd. Daarna legde de verdachte het vuurwapen in de hand van het slachtoffer. Volgens het hof is de verdachte kil en berekend te werk gegaan. Het hof neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij, ten koste van de nagedachtenis aan het slachtoffer, probeerde zijn gewetenloze daad zodanig te ensceneren dat het er op het eerste gezicht op leek dat het slachtoffer zichzelf het leven had benomen. De verdachte heeft de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar en onnoemelijk veel leed aangedaan, in het bijzonder zijn jonge kinderen.
Gevangenisstraf en vorderingen benadeelde partijen
Het hof is van oordeel dat geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen en dat een gevangenisstraf van 14 jaar een passende straf is. Het hof heeft daarnaast de vorderingen van de nabestaanden van de overledene grotendeels toegewezen.