AMSTERDAM/MAASTRICHT - Problemen bij het uitvaardigen en uitvoeren van Europese aanhoudingsbevelen (EAB’s) worden – onder meer – veroorzaakt door praktische onvolkomenheden, door onduidelijkheid over de Europese regeling en door fouten in de nationale wetgeving van EU-lidstaten. Dat is een van de conclusies van een rechtsvergelijkend onderzoek van de Internationale Rechtshulpkamer (IRK) van de rechtbank Amsterdam en Maastricht University.
Problemen met EAB’s
Bij EAB’s draait het om een Europees aanhoudingsbevel van een persoon die in een van de EU-lidstaten vervolgd wordt of veroordeeld is, maar daar niet verblijft. In 2004 werd een Europese regeling over overlevering op basis van een EAB ingevoerd, die de samenwerking binnen de EU in strafzaken beoogde te vergemakkelijken en te versnellen.
In de praktijk van de IRK – die jaarlijks meer dan 600 EAB’s behandelt – blijken EAB’s vaak tot problemen te leiden. Vaak bevattende aanhoudingsbevelen geen, onjuiste of onvolledige informatie over de buitenlandse strafzaak. Dat leidt tot verzoeken om aanvullende informatie, tot vertraging en tot extra kosten voor de betrokken lidstaten. In sommige gevallen kan dit ook leiden tot onjuiste beslissingen, dat wil zeggen dat een persoon ten onrechte wordt overgeleverd of dat ten onrechte wordt geweigerd een persoon over te leveren.
Onderzoek legt oorzaken bloot
In 2018-2019 deden de IRK en de Universiteit Maastricht al onderzoek naar problemen rond EAB’s tegen personen die werden veroordeeld zonder zelf hun proces te hebben bijgewoond. In het huidige onderzoek, dat begin juli 2020 van start ging, draaide het om problemen bij het uitvaardigen en uitvoeren van EAB’s in het algemeen. Dat onderzoek had tot doel de oorzaken van die problemen bloot te leggen. Deskundigen uit België, Hongarije, Griekenland, Ierland, Nederland, Polen en Roemenië werkten aan de studie mee. Voor een deel bleken de oorzaken in praktische zaken te liggen, zoals het niet gebruiken van het EAB-formulier of taalproblemen. Een andere oorzaak is dat het EAB-formulier zelf niet altijd duidelijk genoeg is voor rechterlijke autoriteiten en niet meer aansluit bij de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU in Luxemburg en daarom tot misverstanden leidt. Een derde oorzaak is dat sommige lidstaten de Europese regeling niet correct hebben omgezet in hun nationale recht.
Het is dan ook gebleken dat de praktijk vaak niet voldoet aan de eisen die de regelgeving en het Europese Hof van Justitie stellen. De belangrijkste bevinding is dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met minder ingrijpende maatregelen dan een EAB (er wordt dus onvoldoende gekeken naar de ‘proportionaliteit’ van een EAB). Naar aanleiding van met name deze bevinding hebben de IRK en Maastricht University een voorstel aan de EU-Commissie gedaan om te onderzoeken hoe op minder ingrijpende manieren toch hetzelfde resultaat, namelijk het voorkomen van straffeloosheid, kan worden bereikt.
Common Practical Guidelines
Om de problemen het hoofd te bieden, schreven de onderzoekers onder meer Common Practical Guidelines met gemeenschappelijke richtsnoeren voor het uitvaardigen en uitvoeren van EAB’s. Daarnaast heeft het onderzoek geleid tot voorstellen tot wijziging van het EAB-formulier. Om de problemen te verhelpen worden er verder aanbevelingen gedaan aan rechterlijke autoriteiten, aan de lidstaten van de Europese Unie en aan de Europese Unie zelf.
Symposium
De bevindingen van het onderzoek zijn gepresenteerd tijdens een Europees symposium op 27 en 28 juni in Lublin (Polen), dat door de John Paul II Catholic University of Lublin werd georganiseerd. Rechters, officieren van justitie, advocaten, wetenschappers en anderen uit diverse lidstaten namen deel aan het symposium en aan het debat naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek. Zie de website: www.improveaw.eu.