AMSTERDAM - Het ontslagbesluit van SIO (Stichting Islamitische School) ten aanzien van een lid van het Algemeen Bestuur (hierna: het bestuurslid) en de besluiten van SIO tot schorsing en ontslag van de directeur en Uitvoerend Bestuurder (hierna: de directeur) van het Haga Lyceum te Amsterdam zijn vooralsnog geldig. Dat is de uitkomst van het hoger beroep dat zij (afzonderlijk) hadden aangespannen tegen de kort geding uitspraak van de rechtbank Amsterdam.
Schorsing en ontslag
De directeur en het bestuurslid hadden in kort geding de opheffing dan wel schorsing gevorderd van de besluiten van het bestuur van SIO tot schorsing en ontslag van de directeur en tot ontslag van het bestuurslid. Ook hadden zij gevorderd dat SIO een rectificatie zou sturen naar derden waaronder de ouders van het Haga Lyceum. SIO van haar kant had onder meer gevorderd dat de directeur sleutels en andere eigendommen van de school moest inleveren en dat de directeur en het bestuurslid de school en het schoolterrein niet meer mochten betreden en dat zij geen contact meer mochten hebben met (onder andere) leerlingen en ouders van het Haga Lyceum. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft de vorderingen van de directeur en het bestuurslid afgewezen en de vorderingen van SIO toegewezen, en het hof heeft die beslissing nu bevestigd. Dat betekent dat de directeur en het bestuurslid vooralsnog niet terugkomen bij het Haga Lyceum.
Statuten SIO
Het hof komt tot dit oordeel op basis van uitleg van de statuten van SIO. In de Wet op het Voortgezet Onderwijs, de statuten van SIO en het Huishoudelijk Reglement van SIO is voorzien in een strikte scheiding tussen enerzijds het Algemeen Bestuur (destijds gevormd door de voorzitter en het bestuurslid) en anderzijds het Uitvoerend Bestuur (destijds de directeur van het Haga Lyceum). Op grond van de statuten benoemt het Algemeen Bestuur zijn eigen leden en (leden van) het Uitvoerend Bestuur, en het Algemeen Bestuur houdt toezicht op het Uitvoerend Bestuur. Hierin ligt volgens het hof een sterke aanwijzing besloten dat ook het ontslag van leden van het Algemeen Bestuur en van (leden van) het Uitvoerend Bestuur dient te gebeuren door het Algemeen Bestuur. Dit betekent dat de directeur door SIO niet betrokken hoefde te worden bij besluitvorming ten aanzien van het ontslag van het bestuurslid. Gelet op de destijds bestaande constructie waarin het Algemeen Bestuur slechts bestond uit de voorzitter en het bestuurslid als enig ander lid, kon de voorzitter een geldig besluit nemen tot ontslag van het bestuurslid als lid van het Algemeen Bestuur. Daarna kon de voorzitter – als enig overgebleven lid van het Algemeen Bestuur – op geldige wijze de directeur ontslaan als directeur.
Uitspraak alleen over vennootschapsrechtelijke betrekking
Tussen de directeur en SIO bestond behalve een vennootschapsrechtelijke rechtsbetrekking ook een arbeidsrechtelijke rechtsbetrekking, waarover andere procedures zijn gevoerd. Deze uitspraak gaat alleen over de verhouding tussen de directeur en het bestuurslid enerzijds en SIO anderzijds voor zover het hun positie als bestuurder van SIO betrof.