AMSTERDAM - Verdachten D., R. en B. zijn voor medeplegen van moord en pogingen tot moord veroordeeld tot gevangenisstraffen van 22 jaar en 11 maanden (D.) en 20 jaar (R. en B.). Dat heeft het gerechtshof Amsterdam vandaag beslist. De rechtbank sprak D. eerder vrij van deze feiten en legde aan R. en B. gevangenisstraffen op van respectievelijk 15 jaar en 18 jaar. Het vonnis tegen de organisator van de feiten en 1 van de 2 schutters is inmiddels onherroepelijk. Zij zijn door de rechtbank veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 26 en 30 jaar.


Medeplegers van moord en 2 pogingen tot moord

Het hof merkt de 3 verdachten aan als medeplegers van de moord op Djordy Latumahina en de pogingen tot moord op zijn partner en hun kind, gepleegd op 8 oktober 2016. Zij werkten gedurende een langere periode met andere mededaders nauw en bewust samen om een moordopdracht uit te voeren.

Vergismoord

Djordy Latumahina woonde met zijn gezin in een appartement aan het Wilhelminakwartier in Amsterdam West. Hij parkeerde zijn zwarte auto in de nabij gelegen openbare parkeergarage, die werd gebruikt door bewoners en bezoekers van een confectiecentrum. Het beoogde slachtoffer woonde enige tijd in hetzelfde appartementencomplex en parkeerde zijn zwarte auto in dezelfde parkeergarage. Op de fatale dag woonde het beoogde slachtoffer daar niet meer. Uit onderschepte en ontsleutelde PGP-berichten bleek dat de organisator van de aanslag aanvankelijk om een foto van het beoogde slachtoffer vroeg, maar er uiteindelijk genoegen mee nam dat van hem geen foto beschikbaar was.

Gebeurtenissen in de parkeergarage op 8 oktober 2016

B. reed een Volkswagen Caddy met de 2 schutters de parkeergarage in en wachtte vervolgens in een dichtbij gereedgezette Seat Leon. De schutters wachtten enige tijd in de garage totdat zij de bewuste auto zagen binnenrijden. Zij hadden de Caddy zo geparkeerd dat zij dichtbij de vaste parkeerplek van die auto stonden. In 6 seconden vuurden de schutters met semi automatische vuurwapens een groot aantal kogels op de auto af. De bestuurder, Djordy Latumahina, werd dodelijk geraakt en zijn partner, die voorin zat, werd levensgevaarlijk gewond en buiten bewustzijn naar een ziekenhuis gebracht. Hun dochtertje van 2,5 jaar, dat achterin zat, bleef wonderwel ongedeerd.

D. was de tweede schutter

D. is pas vele maanden na de aanhouding van de medeverdachten als verdachte aangehouden. Niemand van de medeverdachten heeft willen verklaren wie de 2e schutter was en D. heeft zelf steeds in alle toonaarden ontkend dat hij het is geweest. In hoger beroep zijn stukken gevoegd uit een ander dossier. Daar kwam D. in voor in samenhang met de in Mortel onherroepelijk veroordeelden C.R. en D.W. als gezamenlijke uitvoerders van geweldshandelingen. Tijdens de procedure bij het hof is een anonieme bedreigde getuige gehoord, die verklaarde dat D. de 2e schutter is geweest. Het hof heeft deze verklaring betrouwbaar en bruikbaar geacht voor het bewijs. Het hof verwerpt het door D. geschetste alibi, dat hij op 8 oktober 2016 de hele dag thuis was, en acht bewezen dat D. de 2e schutter is geweest.

Strafmaatoverwegingen

Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat stilgestaan bij de impact van de aanslag op de partner en dochter van Djordy Latumahina, en de gevolgen hiervan voor hen, zijn ouders en naasten. Deze schietpartij heeft de rechtsorde ernstig geschokt. In het bijzonder gaat dat op voor alle personen die op het fatale moment toevallig aanwezig waren in de parkeergarage en geconfronteerd zijn met de zeer gewelddadige gebeurtenissen en de desastreuze gevolgen ervan. De verdachten en hun mededaders hebben een moordopdracht aangenomen en gezamenlijk uitgevoerd. Dit getuigt volgens het hof van een niet te bevatten meedogenloosheid en gewetenloosheid. Zij hebben door hun handelwijze ervan blijk gegeven maling te hebben aan mensenlevens. Geen van allen had gewetenswroeging; zo hebben 3 van hen diezelfde avond zelfs nog een verjaardagsfeestje bezocht, alsof er niets was gebeurd.

Gevangenisstraffen en schadevergoeding

Het hof overweegt dat voor deze ergst denkbare strafbare feiten slechts gevangenisstraffen van zeer lange duur op hun plaats zijn. Voor de schutter D. acht het hof een gevangenisstraf van 30 jaar op zijn plaats. Omdat het hof echter rekening moet houden met een veroordeling van D. in een andere strafzaak tot 7 jaar gevangenisstraf, legt het hof een gevangenisstraf op van 22 jaar en 11 maanden en daarnaast 4 weken hechtenis voor overtreding van de Wegenverkeerswet. Omdat het hof R. schuldig acht aan medeplegen (de rechtbank veroordeelde hem wegens medeplichtigheid), komt het hof tot de hogere gevangenisstraf van 20 jaar. Het hof acht het handelen van B. even strafwaardig als dat van R. en heeft hem daarom ook een gevangenisstraf van 20 jaar opgelegd.

Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen voor een groot gedeelte toegewezen.