In april 2018 trof de politie bij een inval in de woning van de verdachte 46 kilogram softdrugs aan. De verdachte, eigenaar van 5 coffeeshops met vergunning, verklaarde dat dit een handelsvoorraad voor enkele weken was. De rechtbank veroordeelde de verdachte en hij ging tegen deze uitspraak in hoger beroep om principiële redenen. Hij benadrukte dat de overheid hem geen werkbare richtlijnen geeft over hoe hij zijn coffeeshops moet bevoorraden.
Achterdeurproblematiek
Volgens het Nederlandse gedoogbeleid mogen coffeeshops een voorraad hebben van maximaal een halve kilo softdrugs. In werkelijkheid hebben zij echter een grotere voorraad nodig om aan de vraag te voldoen en dit betekent in de praktijk dat ze bij hun bevoorrading de wet overtreden. Daarvan zijn alle betrokken overheidsinstanties op de hoogte. Dit is onderdeel van de zogenaamde achterdeurproblematiek.
OM ontvankelijk
Het hof vond het besluit tot strafvervolging niet vanzelfsprekend, daarom werd het OM in een tussenarrest verzocht vragen te beantwoorden over het vervolgingsbeleid bij bonafide coffeeshophouders met een grotere handelsvoorraad buiten de coffeeshop.
Het hof oordeelt in zijn eindarrest dat het OM de verdachte mocht vervolgen. Daarbij houdt het rekening met het feit dat het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid drugs in een woning een aanmerkelijk risico meebrengt, vanwege de aantrekkingskracht hiervan op criminelen. Ook voor de nabijgelegen woningen bestaat er gevaar. Dit komt door de mogelijkheid op een vergissing van personen die het op de voorraad gemunt hebben.
Wel strafbaar, geen straf
Hoewel de verdachte een strafbaar feit heeft begaan legt het hof hem geen straf op, omdat daarmee geen redelijk strafdoel is gediend. De verdachte is een bonafide coffeeshophouder. In de coffeeshops is niet meer dan een halve kilo voorraad aanwezig, er zijn geen klachten van overlast en de bedrijfsvoering is op orde. Het strafbare feit houdt rechtstreeks verband met de gedoogde bedrijfsvoering van de verdachte.