Met de apparatuur kan snel een start gemaakt worden met het DNA-onderzoek op sporen die op een plaats delict zijn veilig gesteld. Het afgelopen halfjaar is volop geëxperimenteerd met de mobiele apparatuur. 'Direct na een misdrijf is er vaak meer bewijs voor handen. Dus als er snel duidelijkheid over die sporen is, weten rechercheurs eerder in welke hoek ze moeten zoeken. De uitkomsten zijn interessant', stelt projectleider Rob van der Veer over de proeftuin LocalDNA.
Bus
In de FiV-bus, die in de proeftuin naar de forensische opsporing is gereden, kunnen forensische collega's een eerste DNA-onderzoek uitvoeren. Die ruwe data gaan via een beveiligde lijn naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Van der Veer: 'Daar start direct de analyse van de data en interpretatie van de DNA gegevens. Het NFI vergelijkt de verkregen DNA-profielen met andere DNA-profielen in de zaak of in de DNA-databank voor Strafzaken. Het proces van PD tot DNA-resultaat is binnen vier á vijf uur uit te voeren. Hiermee behalen we forse tijdwinst. Rechercheurs krijgen zo veel sneller duiding in hun zaak.'
Mobiele DNA-apparatuur is tijdens de proef ingezet bij lopende opsporingsonderzoeken. Daarvoor was een wetswijziging nodig. Omdat deze opsporingsonderzoeken nog niet zijn afgerond, kan Van der Veer geen verdere details geven. 'Maar het lijkt erop dat deze aanpak kan werken in een klein aantal zaken. De pakkans groeit in die zaken en daarmee kan ook het veiligheidsgevoel onder burgers toenemen.'
Winst
De proef leverde een aantal inzichten op. Een van de meest aansprekende is dus tijdwinst door een snelle DNA-procedure. 'Hierdoor kunnen daders sneller worden aangehouden en zijn seriematige delicten sneller te doorbreken. De doorlooptijd wordt teruggebracht van enkele weken of maanden naar gemiddeld een á twee dagen', aldus Van der Veer.
Vooral bij veelvoorkomende delicten worden overeenkomsten gevonden tussen DNA -profielen en profielen in de DNA-databank, omdat de veelplegers vaak al in de DNA-databank zitten.
Techniek
De huidige techniek werkt nu alleen voor grote bloed- en speekselsporen. Van der Veer: 'De apparatuur moet nog verder worden ontwikkeld, zodat het ook is te gebruiken voor kleinere hoeveelheden biologisch materiaal.' Een optimale inzet van deze technologie vraagt om een aanpassing van de huidige wetgeving. De resultaten vragen in elk geval om een vervolgonderzoek, meent de projectleider.